De afgelopen 20 jaar is er veel onderzoek gedaan of genetische factoren die heel vaak voorkomen in onze bevolking borstkanker kunnen veroorzaken. In tegenstelling tot bijvoorbeeld veranderingen in het BRCA1 of BRCA2 gen, die maar bij ~1 op de 1000 vrouwen worden gevonden, zijn dit variaties in het DNA die bij 1 op de 2, tot 1 op de 50 vrouwen aanwezig zijn. Er zijn inmiddels honderden van dit soort DNA varianten gevonden, en van elk daarvan is nu precies bekend hoe zij het risico op borstkanker kunnen beïnvloeden. De borstkankerrisico’s per variant zijn heel klein, maar bij elkaar opgeteld kan het toch een significant verhoogd borstkankerrisico voor een vrouw betekenen. Omdat er zoveel varianten zijn, heeft elk vrouw wel een aantal van die varianten. Dit is dus heel anders dan voor BRCA1, waarvoor slechts enkele vrouwen “positief” zijn.
Het samengestelde profiel van al die DNA varianten noemen we een polygene risico score (PRS). De gemiddelde vrouw, met een gemiddeld borstkankerrisico, zal een gemiddeld aantal van die varianten bevatten. Maar sommige vrouwen zitten daarboven, en sommige daaronder. Op die manier zijn wetenschappers nu in staat om met behulp van een genetische test het borstkankerrisico veel persoonlijker te bepalen dan voorheen. Dit komt vooral ook omdat de PRS gecombineerd kan worden met andere bekende risicofactoren, zoals familiegeschiedenis, hormonale factoren, en leefstijlfactoren. Voor dergelijke factoren geldt eveneens dat elke vrouw weer een net iets ander risicoprofiel heeft.
Het bepalen van een persoonlijk borstkankerrisico profiel is inmiddels zo ver gevorderd dat men dit graag in de kliniek aan vrouwen zou willen gaan aanbieden. Zover is het echter nog niet. Daarvoor moet eerst meer bekend worden over het effect dat een dergelijke implementatie kan hebben op de klinische praktijk.
Onlangs heeft Hebon een studie uitgevoerd onder 3918 vrouwen uit 3492 Nederlandse niet-BRCA1/2 borstkanker families en 3474 Nederlandse gezonde controles. Hieruit bleek dat de PRS ook onder Nederlandse vrouwen een sterke borstkankerrisicofactor is. Het opnemen van de PRS in de genetische test, zoals aangeboden door de Klinische Genetica afdelingen in Nederland, zou de screeningaanbevelingen in maximaal 34% van de gevallen hebben veranderd volgens de richtlijnen die daarvoor gelden. Voor de gezonde vrouwen uit de algemene bevolking was dit zelfs 58%. Ook onder vrouwen met een DNA verandering in een gematigd risico gen zoals ATM of CHEK2, zou het meten van de PRS het screeningsadvies vaak beïnvloeden, maar nauwelijks bij vrouwen bekend met een BRCA1, BRCA2, of PALB2 mutatie. Deze resultaten ondersteunen het gebruik van de PRS bij risicovoorspelling voor genetisch niet-informatieve borstkankerfamilies en families met een DNA verandering in gematigde risicogenen.
Lees het wetenschappelijke artikel hier.